Leren van Delict

Leren van Delict

Leren van Delict is een individuele, cognitief-gedragsmatige training voor jongeren die een (gewelddadig) delict gepleegd hebben en in een justitiële jeugdinrichting of JeugdzorgPlus instelling verblijven. Het doel is voorkomen dat jongeren opnieuw (gewelddadige) delicten plegen. Tijdens Leren van Delict leert de jongere hoe hij nieuwe delicten kan voorkomen en welk gedrag daarvoor een alternatief is. Hiertoe analyseert de jongere het gepleegde delict, en leert om verhoogde risicofactoren en risicosituaties bij zichzelf en in zijn omgeving te herkennen. Vervolgens richt de interventie zich op het aanleren van gedrags- en sociaal-probleemoplossende vaardigheden en het ontwikkelen van een terugvalpreventieplan. Door middel van opfrissessies worden bijeenkomsten doelgericht herhaald tijdens kritieke overgangssituaties.

Doel

Het hoofddoel van Leren van Delict is voorkomen dat jongeren opnieuw (gewelddadige) delicten plegen. Om dit te bereiken zijn de volgende subdoelen gesteld:

  • de jongere heeft inzicht in zijn eigen delictketen;
  • de jongere heeft minder irrationele gedachten, vijandige attributies en cognitieve vertekeningen;
  • de jongere neemt verantwoordelijkheid voor zijn eigen gedrag en de gevolgen daarvan;
  • de jongere beschikt over een uitgebreider repertoire gedrags- en sociaal-probleemoplossende vaardigheden.

Doelgroep

Leren van Delict is ontwikkeld voor jongeren van 12 tot 24 jaar die één of meerdere (gewelds)delicten hebben gepleegd en in een jeugdinrichting verblijven. Deelnemers hebben een matig tot hoog risico op (gewelddadige) recidive en een IQ ≥ 70 (tenzij sprake is van een redelijk tot goed sociaal aanpassingsvermogen).

Aanpak

De training is opgedeeld in drie fasen. In fase 1 (Delictanalyse; 9 weken) leert de jongere verhoogde risicosituaties en risicofactoren bij zichzelf en in zijn omgeving herkennen. In fase 2 (Veranderingsfase; 16 weken) leert de jongere om gedragsalternatieven te ontwikkelen en toe te passen. In fase 3 (Opfrissessies) worden doelgericht (delen van) sessies uit de tweede fase herhaald. Het aantal sessies is afhankelijk van de situatie van de jongere.

Materiaal

Bij Leren van Delict maken de jongeren gebruik van een werkboek. In dit werkboek staan trainingsopdrachten beschreven. Ook worden hierin aantekeningen en afspraken bijgehouden. Voor de trainers is er een programmahandleiding waarin (per fase) elke bijeenkomst is uitgewerkt. Daarnaast is er een theoretische handleiding, een management- en kwaliteitshandleiding en een opleidingshandleiding.

Onderbouwing

Bij jongeren met delictgedrag doen zich belangrijke problemen voor in de sociale informatieverwerking: ze kunnen zich slecht in het perspectief van anderen verplaatsen en hun emoties en impulsen slecht reguleren, ze hebben een beperkter repertoire aan mogelijke reacties in sociale situaties en ze beschikken over minder vaardigheden om deze reacties uit te voeren. Ook hebben ze de neiging anderen vijandige attributies toe te kennen (waarbij cognitieve vertekeningen een rol spelen), en kampen ze met een geringer vermogen tot moreel redeneren. Leren van Delict richt zich daarom op het vergroten van het inzicht in de eigen delictketen, het verminderen van vijandige attributies en cognitieve vertekeningen, het vergroten van het verantwoordelijkheidsgevoel voor het eigen gedrag en de consequenties daarvan, het uitbreiden van het repertoire aan gedrags- en sociaal-probleemoplossende vaardigheden, en het vergroten van de zelfregulatie. Door middel van deze cognitieve en gedragsmatige vaardigheden leert de jongere zijn eigen gedrag telkens te monitoren.

Onderzoek

Er zijn nog geen effectstudies naar Leren van Delict  uitgevoerd. Wel is er een procesevaluatie gedaan naar de programma-integriteit van Leren van Delict in negen justitiële jeugdinrichtingen. De conclusie daarvan was dat Leren van Delict in zijn geheel weinig wordt uitgevoerd. Fase 1, de delictanalyse, wordt relatief vaak en programma-integer uitgevoerd, onder andere omdat de delictanalyse een voorwaarde is voor verlof. De waardering voor fase 1 is positief. Fase 2 wordt relatief weinig en minder programma-integer uitgevoerd, en wordt minder positief gewaardeerd. Met fase 3 is op dat moment nog geen ervaring opgedaan.